Aan de brandwond op mijn been houd ik ook een bijzonder traumaatje over. Er gaat natuurlijk geen dag voorbij zonder dat ik eraan denk, er gaat immers geen dag voorbij zonder dat ik mijn bovenbeen bekijk en de gekke vlek die ik daar heb. En als ik warme douches neem, of loop, of met dunne kousen in de koude kom, gaat de huid er razend kwaad uitzien.

Net wilde ik een voetbad nemen dat te warm was, en met het onwillekeurig kreetje dat ik slaakte toen ik mijn voet reflexmatig uit het hete water trok, zat ik meteen weer te gillen op café, toen ik mijn been niet onder het water weg te trekken had - het water trok zich naar me toe.

En elke dag zie ik dat kopje nog wel een keer vallen.

Dat is niet erg. Het ligt er ook aan dat ik vaak thee drink, en van nature de dingen eerder onthoud dan vergeet.

Het meest van al kon ik me dit jaar ontspannen in die twee weken. Stilzitten is mijn forté niet, maar als je maar genoeg pijn hebt als je gaat bewegen, gaat het vanzelf. Ik had zo'n dot-to-dot-boek waarin je foto's tekent door nummers van één tot duizend te verbinden, en naar mijn gevoel is dat wat ik dagenlang deed - 's ochtends op de thuisverpleegster wachten, misschien naar de apotheker schuifelen, mechanisch van één tot duizend tellen met een balpen, in slaap vallen, 's avonds wakker worden, in bed kruipen.

De pijn ben ik vergeten, en de nachtmerries, neveneffect van de pijnstillers die ik nam, komen me nu grappig over.

Zo goed ben ik met melancholie dat ik de twee vreselijkste weken van dit jaar kan bijna missen alsof het een vakantie was.