Ik vind de mooiste paadjes paadjes die er zijn omdat de aarde er tegen wil en dank is gaan verslijten. Zoals waar het fietspad een hoek maakt, maar niemand ooit die hoek nog neemt, omdat er ooit eens één persoon hem afgesneden heeft.

Of in het park waar ik ga lopen, daar is een piste die net een kilometer is en die keurig met zachte loopturf werd bedekt, maar kriskras door elkaar is het gras er weggesleten doordat hele zomers lang lopers het voorgehouwen, beturfde pad verlieten en verzonnen waar ze konden gaan, hier misschien en daar, en waar de meeste lopers terechtkwamen ontstond een lichtbruin, krullend weggetje dat zich het park doorslingert, rond de vijver, dat is niet toevallig, maar dan in bochten die nu geen mens meer zou verzinnen kunnen, maar dat hoeft ook niet, ze zijn er al.

Zo’n pad is begonnen doordat iemand ooit het echte rechte pad verliep en zomaar zijn zin wilde gaan doen. Het is het mooiste dat een weg kan zijn, een vervlogen stuk verbeelding van een mens die misschien al lang niet meer bestaat.

Zo sijpelt soms ook een droom binnen in mijn hoofd, een binnenwegje op z’n meest gezegd in het begin, maar als het een aardig binnenwegje wordt waar het leuker toeven is dan in de rest van mijn gedachten, dan wil ik er wel eens blijven zitten en kijken wat er precies te beleven valt, tot alles wat ermee te maken heeft zich in gaat slijten in de plooien van mijn hersenen.

Dat vind ik een goed lot voor iets dat ooit begon als terloops een bedenking.