Als we de jaren '50 vol blozende, gepermanenteerde huisvrouwen met voornamen als Claire en Jenny als maatstaf gaan nemen komen we allemaal in nauwe schoentjes terecht, denk ik, dus dat doe ik beter niet als ik het wil hebben over het huishouden dat ik huishield in Polen vorig jaar. Denk dus, als ik schrijf dat het allemaal wel draaide, vooral niet aan geboende vloeren, frisgewassen gordijnen en een koffietafel waarop altijd, voor het geval dat, een taart in drie lagen stond te blinken naast de stofvrije kopjes.

Dan heb ik het over dat we altijd eten in de frigo hadden staan, buiten die ene keer dat het Pasen was en alle altijd-open-nooit-toe winkels van heel de stad ineens wél toewaren, omdat Jezus uit zijn graf was gekomen. Dat kwam helemaal goed op paasdinsdag. In de nadagen van die boodschappentocht werd dan wel mijn computer gestolen en, zo bleek enkele uren later, ook mijn camera, maar dat lag niet aan de manier waarop het huishouden gedraaid werd, maar wel aan schorriemorries die om een azerty verlegen zaten. En om een camera. Overigens heb ik daar wel op een heel volwassen huisvrouwmanier aangifte van gedaan.

Met dat eten werd gekookt, zelfs meteen na de misdaad, therapeutisch spaghettisaus maken, ik weet zelf niet hoe ik erbij gekomen ben. En dat ik soms een pizza bestelde kan mij door Claire en Jenny echt niet kwalijk genomen worden, want zij moesten in tegenstelling tot mij geen bachelorpaper meer schrijven. En daarbij wil ik wel eens horen wat ze te zeggen zouden hebben over de prijs, 150 oude Belgische franken (want Claire en Jenny krijgen hun huishoudgeld van hun man nog steeds in franken) voor een ding van 40 centimeter doorsnee. Maar dus we kookten ook. Soms had ik ineens zin in macaroni en dan ging ik naar supermarkt Albert om pasta en geraspte kaas en iets dat op hesp leek en maakte ik bechamel en kookte ik pasta en deed ik het hele goedje in mijn flexibele hartjescakevorm, want dat ding weet immers niet wat er in zit. Dat gerecht is onlangs omgedoopt tot lonely macaroni, want het is wel erg zielig, in je eentje pasta eten uit een hartje.

Het wassen ging ook aardig, we hadden een machine van ons eigen die het communisme niet eens had meegemaakt, maar desondanks toch een beetje luid bonkte, af en toe. In die machine ging elke week een hele hoop was, keurig gesorteerd per kleur, waarbij het goed uitkwam dat mijn huisgenote en ik allebei hippe kleren hadden die zich dan ook dicht bij elkaar in het kleurenspectrum bevonden. Soms waste ik zelfs mijn lakens en zelfs het feit dat die lakens op geen enkele plaats fatsoenlijk opgehangen konden worden heeft dat mij er nooit van weerhouden in frisse lakens te gaan slapen zo nu en dan. Ik heb zelfs een keer gestreken, maar dat was de moeite niet waard, want het strijkijzer dat we hadden staan was nogal kaduuk.

Dus een huishouden draaiende houden, in de jaren '50 was het mij vast niet gelukt, maar nu, in de nadagen van het postmodernisme lukt mij dat aardig, zolang ik geen vloeren moet dweilen alle dagen en ook eens de afwas mag laten staan. Dat lijkt mij alleen maar ontzettend menselijk, en menselijk is altijd beter dan de dingen die in de jaren '50 de norm waren. Corned beef, bijvoorbeeld, en het idee van seks ter voorplanting, en de vrouw zien als incubator voor het nageslacht dat ze zelf moet opvoeden.

Dan liever de afwas laten staan.